Tussenruimte
Een tijdje terug schreef een Belgische vriend, die aan huis gekluisterd is vanwege een zwaar verkeersongeluk, mij een briefje:
Gedichten kunnen steeds op muziek worden gezet.
In een biografie over beethoven.
De komponist richt een schrijven aan de dichter Friedrich von Matthisson.
'Het is mijn verlangen om Uw heerlijke poëzie alle eer aan te doen, ...'
Getekend: uw oprechte bewonderaar LvB
Leve de romantiek, dichter Johannes, leer ons liederen zingen
Gisteravond in Den Haag wilde ik wat gaan eten bij een Chinees. Het was vol, maar een halfuurtje wachten had ik er wel voor over. Het werd een uur – geen probleem, wachten werd observeren en contempleren, en na een tijdje had ik de niet onaangename sensatie om door de aarde te zakken – waarna de vriendelijke ober me begeleidde naar een tafel.
‘Willen jullie misschien een tafel delen?’ vroeg hij aan een groot meisje met zwart haar in een strakke zwarte jurk, bijna gala, dat stond te wachten. Het was een tafel voor zes. Ik zei ‘geen probleem’, maar het meisje schudde haar hoofd, dat ze tegelijkertijd afwendde met een gezicht vol diep afgrijzen. Zij had kennelijk wel een probleem. De vraag was in hoeverre met mijn persoontje, het probleem is dat we al snel iets persoonlijk opvatten.
Ik zette me aan de zespersoonstafel en tijdens het eten - ze had inmiddels ook een plek, feitelijk zaten we zaten we tegenover elkaar - componeerde ik in gedachten een gedicht voor haar. Op haar lijf geschreven.
Mijn poëzie is ook proza, zelfs prozaïsch misschien, maar in de tussenruimte, tussen de regels, als je goed luistert, hoor je het lied.
Begin met de toonladders.
Reacties
Een reactie posten