Genegenheid
De avondmaalsgasten (1963) zien is een indringende (film)ervaring, een van de meest indringende ervaringen die ik de afgelopen tijd meemaakte, en dat ondanks de beperkte middelen. Bij Nederlandse producties is doorgaans het omgekeerde aan de hand: veel poen voor iets totaal waardeloos. De film draait om Tomas, een dominee in een plattelandsgemeente, die vier jaar geleden zijn vrouw is verloren, en Märta, een onderwijzeres met wie hij een verhouding lijkt te hebben, althans als het aan haar ligt. De status is onduidelijk. Tomas lijkt haar als een schurftige hond te hebben behandeld – ze had lang eczeem - en blijft haar nog steeds halfslachtig afwijzen. Zij blijft bedelen om liefde. In een lange brief schrijft ze hem ondanks haar onafhankelijkheid en 'valse trots': ‘Neem me, doe met me wat je wilt.’ Wat me deed afvragen of een man dat kan zeggen zonder verachting op te roepen, maar meer daarover morgen. De film begint met een kerkdienst waarbij het avondmaal wordt gevierd die in al zijn menselijkheid en de daarmee gepaard gaande komedie nog nooit zo in beeld is gebracht. Tomas heeft griep en de gehele film kijken we naar zijn getormenteerde hoofd, maar hij wordt door iets heel anders gepijnigd: geloofstwijfel, of zoals hij het zelf zegt: ‘Gods zwijgen.’ Märta, een atheïste, die uit liefde voor hem een christen lijkt te zijn geworden, zegt dat dat klopt, omdat Hij niet bestaat. Als hij half ijlend op zijn armen rust, vraagt ze: ‘Wil je medelijden?’ ‘Ja,’ antwoordt hij, waarop ze zegt: ‘Dan moet je met me trouwen.’ Willen we het echte medelijden, dat wil zeggen het medelijden in een grotere dosis, het volledige medelijden, dan moeten we een verbintenis aangaan en soms in het huwelijksbootje stappen.
De film bevat een van de wellicht zuiverste interpretaties van het lijden van Christus, verkondigd aan de dominee door een ‘simpele’, licht gebochelde koster, én de gruwelijkste manier waarop je het met iemand kunt uitmaken; nadat Tomas eerst zegt dat het geroddel de reden is, komt de waarheid boven tafel, waarbij hij haar in een verbale gehaktmolen stopt die zijn weerga niet kent, wat illustreert dat voor sommigen liefde en genegenheid onuitstaanbaar is, om haar daarna te vragen hem te vergezellen bij een pastoraal bezoek – haat is zoals bekend niet het tegenovergestelde van liefde, en eenzaamheid, oftewel Gods zwijgen, stemt mild. De avondmaalsgasten eindigt met een volgende kerkdienst, Märta is de enige kerkganger, het orgel speelt en als laatste zien we een shot van de dominee die prevelt 'heilig, heilig, heilig is de here God almachtig, de gehele dereld is vervuld van Zijn heerlijkheid.' Slechts de holle ceremonie lijkt te zijn overgebleven, uitsluitend voor zichzelf, misschien tot niemand, in het luchtledige. Zij heeft daarvoor op haar knieën gebeden, terwijl we de kerkklokken horen, dat we 'genegenheid durfden tonen, mits we maar zeker konden zijn' – zo beschouwd is een ruzie tussen geliefden een vorm van onzekerheid -, 'als we maar in de waarheid geloofden, als we maar konden geloven'. Drie jaar later zou Heidegger dit in een interview, voor zover ik weet los van Bergman, parafraseren: ‘Alleen nog een God kan ons redden.’ Märta had eerder gezegd dat ze in een onchristelijk, maar warm en liefdevol gezin was opgevoed, zijn geloof zag ze in eerste instantie als een neurose. Bergman lijkt te stellen dat misschien niet zozeer geloof als wel 'vaste grond', illusoir of niet, noodzakelijk is voor liefde en genegenheid. Seculiere geliefden kunnen dat vinden in 'huisje-boompje-beestje'. Op Wikipedia las ik dat Bergman het script van wat hij als zijn favoriete film beschouwde liet lezen aan zijn vader, een dominee, die dat drie keer schijnt te hebben gedaan. In tegenstelling tot Nederlandse cineasten begrijpt Ingmar Bergman veel, zo niet alles van leven en liefde en daarom zal ik mij haasten zijn autobiografie tot me te nemen.
Reacties
Een reactie posten