In de ontbijtzaal van in Il Sole op Piazza Vecchia in de bovenstad van Bergamo zit een Scandinavisch stel van middelbare leeftijd. Ze hebben een filmpje gevonden waarop de ober - grijs met baardje, type opgeruimde en goedaardige opa - te zien is. 'U bent beroemd,' roept de man hem na. De ober is niet onder de indruk, maar vraagt of ze het hem kunnen sturen. Als dat gebeurd is, zegt de Scandinaviër: 'Wij waren 17 jaar geleden ook in dit hotel, ik heb haar toen ten huwelijk gevraagd. Dat was eigenlijk in Verona, maar we logeerden eerst hier.' 'Was je dronken?' antwoordt de ober. Even later komt hij erachter dat het niet echt flatteus kan zijn voor de dame, die inderdaad niet moeders mooiste is, en komt schuldbewust bij de tafel staan en zegt: 'Ik maak altijd grapjes.'
Als de Scandinaviërs zijn vertrokken, komt de ober langs mijn tafel en zegt: 'Ja, en na 17 jaar komt hij hier om te scheiden.' Dit is waarom ik van obers houd: ze bedienen, maar eigenlijk maken ze de dienst uit. Mijn zus komt beneden. Ze heeft gedaan wat vrouwen doen. Onduidelijk wat, maar ze doen wat ze doen, zoals Devo zingt. Ik vertel haar de grapjes van de ober. Op de plaats van de Scandinaviërs is inmiddels een Nederlands stel gaan zitten. 'De volgende slachtoffers,' zegt ze met genoegen.
Onlangs kwam mijn lieve zus even boven bij me om een ovenschaal af te geven. ‘Ik heb al je blogjes met plezier gelezen,’ zei ze bij de deur, ‘maar die laatste, die is bij ons rondgegaan, daar wilden we het nog met je over hebben.’ Daar sta je dan: de schrijver die aanklaagt als aangeklaagde, de ovenschaal klaar om in de oven geschoven te worden, met het zwaard van Damocles boven je hoofd, en toch een beetje in je ijdelheid gestreeld omdat mensen, ook al komen ze uit je omgeving, zich iets aantrekken van wat je schrijft, al is plezier natuurlijk beter. ‘Het is zo zonde dat het daar eindigt,’ en ze pakte haar telefoon erbij, ‘en dan met zo'n doodshoofd.’ Ze liet me het Mexicaanse masker zien. Ik houd van doodshoofden en maskers, ook van Mexico, al ben ik er nooit geweest, maar die smaak is niet universeel. Ik verdedigde me door te zeggen dat ik met een hart in mijn handen aankwam en dat sommigen het pakten, op de grond gooiden en vertrapten. Dat is me al zo vaak overkomen, door het l...
Sinds ik meedeelde dat er een nieuwe liefde in mijn leven is, buitelden sommige mensen in mijn omgeving zich over elkaar om hun bemoeizuchtige, brutale en soms ronduit onfatsoenlijke mening te geven op de, ik geef het toe, toch wat gecompliceerde situatie. Doorgaans vrouwen, maar ik bedoel daar verder niets mee, ze kunnen het waarschijnlijk niet helpen. Hoe dan ook, het was een fout om in mijn enthousiasme pril geluk te delen en gezien de reacties heb ik de betrokkenen laten weten dat ik niets meer zal zeggen over mijn liefdesleven, wat ook zal gelden voor eventuele liefdes in de toekomst. Twee dames meldden op basis van - ja wat eigenlijk, hun eigen gevoel wellicht - met zoveel woorden dat ik met niets anders meer bezig was. Zelfs als, dan bepaal ik zelf nog wel even waar ik me allemaal mee bezighoud, en is er ergens een handboek dat voorschrijft hoelang je je bezig bent met de liefde? Anderhalf uur per dag? 25 minuten? Als de kinderen naar bed zijn? Tijdgebrek is dus niet de red...
Op Tzum is te lezen dat Jean Pierre Rawie in zijn vrijdagse column voor het Dagblad van het Noorden schrijft over hedendaags dichters: 'Die drukken zich veelal zo duister uit, dat de lezer er zonder begeleiding niets van begrijpt, en na enkele vergeefse pogingen mismoedig afhaakt.' En deze dichters vinden ook nog gehoor bij ‘de poëziekritiek, die voor zover ze nog bestaat, zich van een zo mogelijk nog geheimzinniger boevenjargon bedient dan de besproken bundels zelf.’ Het publiek heeft zich al lang afgekeerd van de poëzie en ook de meeste bladen en kranten besteden er nauwelijks meer aandacht aan. 'Al deze narigheid leidt ertoe dat poëzie steeds meer een randverschijnsel in onze letterkunde is geworden, en er behoudens tweehonderd ingewijden nauwelijks interesse voor bestaat.' Ook al druk ik me zelf niet duister uit, zou ik zeggen dat we dus op het juiste spoor zitten. Poëzie is voor de ware (lezer).
Reacties
Een reactie posten